Wat gebeurt er na de verkiezingen?

1. Stemmen tellen

Is iedereen gaan stemmen? Dan worden de stemmen geteld.

  • Stemmen op papier tellen ze met de hand.
    • Dat gebeurt in een stembureau in je stad of gemeente, door mensen die daarvoor zijn opgeroepen.
  • Digitale stemmen worden geteld door de computer.

Doorheen de verkiezingsdag kan je de uitslagen volgen op de televisie of op de radio.

2. Zetels verdelen

Eens alle stemmen geteld zijn, weten we hoeveel stemmen elke partij heeft.

Hoe meer stemmen een partij heeft, hoe meer ‘zetels’ ze hebben. Elke zetel is een plaats in het parlement.

Iedereen die een zetel krijgt en dus in het parlement zit, noemen we een 'volksvertegenwoordiger'. Omdat die gekozen is om 'het volk' (de kiezers) te vertegenwoordigen.

Voorbeelden:

  • In het Vlaams Parlement zijn er 124 zetels.
  • In het Brussels Parlement zijn er 89 zetels.
  • In het federaal Parlement (heel België) zijn er 150 zetels.
  • In het Europees Parlement zijn er 705 zetels.

Om een zetel te krijgen, moet een partij minstens 5% van de stemmen halen. Dat noemen we de kiesdrempel.

Wie wint de verkiezingen?

De partijen met de meeste stemmen worden wel eens ‘de winnaarsgenoemd, maar dat wil niet per se zeggen dat al die partijen mee zullen regeren.

België is een democratie. Dat betekent dat er genoeg mensen akkoord moeten zijn met beslissingen.

Daarom is er in het parlement altijd een meerderheid nodig om dingen te beslissen. Een meerderheid betekent: meer dan de helft.

Geen enkele partij in België heeft op haar eentje meer dan de helft van de stemmen. Daarom moeten partijen samenwerken: dat noemen we een 'coalitie'.

3. Coalitie

Na de verkiezingen gaan partijen met elkaar praten en spreken ze af wat ze samen willen bereiken.

Hebben een aantal partijen besloten om samen te werken en hebben zij samen meer dan de helft van de stemmen? Dan vormen zij een coalitie.

Het kan dus dat 3 partijen die niet de meeste stemmen hebben gehaald, samen gaan regeren. En dat de partij met de meeste stemmen niet regeert.

Voorbeeld:

  • Partij A: 35% van de stemmen ('winnaar')

  • Partij B: 30% van de stemmen

  • Partij C: 15% van de stemmen

  • Partij D: 8% van de stemmen

--> Partij B, C en D regeren samen met 53% van de stemmen

4. Ministers

Uit de partijen die een coalitie vormen, komen ook de ministers.

De partij in de coalitie met de meeste stemmen, mag de meeste ministers kiezen. De partij met de minste stemmen, kiest minder ministers.

Die ministers vormen samen de regering.

De andere partijen in het parlement vormen de 'oppositie': die houden de regering in de gaten.

5. Regeerakkoord

De regering schrijft dan een regeerakkoord of regeerprogramma. Daarin staan alle plannen voor de komende jaren.

Dat zijn niet gewoon de verkiezingsprogramma's van die coalitie-partijen bij elkaar geknipt en geplakt. Want die spreken elkaar soms tegen.

Ze moeten soms punten laten vallen uit hun verkiezingsprogramma, omdat de andere partijen in de coalitie niet akkoord zijn.

Daarom kunnen partijen niet altijd alles doen wat ze voor de verkiezingen hebben beloofd.

6. Eed afleggen en vertrouwen van het parlement

Is de regering gevormd? Dan leggen de ministers de eed af.

  • Vlaamse ministers doen dat in het Vlaams Parlement.
  • Federale ministers doen dat bij de Koning.

Daarna volgt er een 'vertrouwensstemming' in het parlement over het regeerakkoord.

Dat wil zeggen dat meer dan de helft van de volksvertegenwoordigers in het parlement akkoord moet gaan met het regeerakkoord. Zo toont het parlement dat ze de regering vertrouwen.

De regering zal dan 5 jaar aan de macht zijn, tenzij de ministers het vertrouwen verliezen van het parlement.

Deze video legt uit hoe de federale regering wordt gevormd: